St. Jorisgroep, van het R.K. Lyceum
De verkennersgroep St. Joris werd opgericht op 28 februari 1930.
Op 19 januari 1946 werd officieel de zeeverkennersgroep “Dorus Rijkers” opgericht. Hiermee ontstond de eerste naoorlogse zeeverkennersgroep beneden de rivieren. De naam Dorus Rijkers is tot 1965 behouden, waarna we de naam kregen van de stichting waaruit we zijn voortgekomen: de St. Jorisgroep, van het R.K. Lyceum.
De verkennersgroep St. Joris werd opgericht op 28 februari 1930 en op 28 februari 1931 bij notariële akte omgezet in een Stichting. In het stichtingsbestuur zaten eminente Bossche figuren. In de oorlogsjaren eind 1940 werden de verkennersbewegingen opgeheven en werd het troeplokaal door de NSB-ers verzegeld. We bleven in burger doordraaien en kwamen steeds op andere plaatsen bij elkaar. Ook ons buitenterrein was in beslag genomen en de blokhut was verdwenen. Direct na de bevrijding, zelfs op de bevrijdingsdag kwamen de verkenners bijeen en in actie. Wij stonden ten dienste van de geallieerden en van de BB. Wij dienden als tolk, gids, ordonnans en EHBO er etc. Vooral de eerste dagen deden de verkenners zeer verdienstelijk werk. Intussen rijpte het plan tot oprichting van een zeeverkennerstroep. In de vijftiger jaren ontstond een stroming zeeverkenners die niet meer via het lyceum kwam.
Het terrein van de groep was gelegen op het bastion aan de Oliemolensingel vlak voor de brug naar de ouder haven van de Gruyter (nu jachthaven de Waterpoort). Het enige bezit bestond uit een tweedehands reddingsloep, die in het voorjaar van 1955 opgeknapt is bij de werf Hitters (nu jachthaven de Waterpoort). In 1958 werd met toestemming van het gemeentebestuur, een subsidieregeling en steun van het bestuur van de Viking een blokhut gezet op het begin van de landtong (het huidige Pierre van de Venplein). Op 5 oktober 1958 werd het clubgebouw plechtig geopend.
Rond 1960 is de Dieze inmiddels omgelegd en stroomde dus door de plas heen (in plaats van rondom de plas langs de Brabanthallen). Het water werd inktzwart en er kwam een grijsblauw taai vlies over te liggen. De stank was onbeschrijfelijk en alle vissen werden bewusteloos. Daar de Vikinghaven het langst enigszins schoon bleef repten vele vissen zich voor hun leven die kan uit maar raakte daar bedwelmd. Als `morgens de zon begon te schijnen ontwaakten ze, maar sprongen in hun benauwdheid radeloos vele meters ver de oever op: talloze kanjers van snoeken en duizenden andere vissen zijn daar door de Gemeentereiniging weggehaald. Zwemmen en waterskiën was dan ook voortaan alleen nog een poging tot zelfmoord.
Op de Ertveldplas werd zand gewonnen voor diverse bouwprojecten in de gemeente. Door een aardverschuiving tijdens de baggerwerkzaamheden op de Ertveldplas is het clubgebouw met alle spullen in de plas verdwenen. Later heeft de baggeraar Bos & Kalis een nieuw clubhuis aan het einde van de landtong gebouwd, welke in 1977 werd geopend.
De vloot werd in de eerste jaren opgebouwd en bestond uit bm-ers allerlei soorten boten. Deze werden in 1953 omgezet in minder onderhoud vragende en tegen een stootje kunnende ijzeren vletten. In het winterseizoen kwam het bericht dat er een speciale zeeverkennersboot was ontworpen, zwaar staal, onzinkbaar, onkenterbaar, waar je mee kon zeilen en roeien en wrikken. Deze boot was afgeleid van de “Nowegischer Kahn” een bijboot van hout dat door walvisvaarders werd gebruikt om te harpoeneren en later ook als bijbootje door binnenschippers. De lepelboeg voorkwam het optreden van buiswater.
Beenhakker in Kinderdijk had enkele vergrote modellen gebouwd in staal (3mm plaat) met luchtkasten, dollen en midzwaard en mastkoker en in Dordrecht konden we op een zondag een proefexemplaar gaan proberen. We waren enthousiast en de prijs viel mee: (toen nog) Fl. 1400,- inclusief tuig en 6 riemen, maar je moest hem zelf wel schilderen (over de menie) en ook het houtwerk was niet gelakt. We bestelde er meteen twee. De nummers 6 en 7 ( de 7 is nog steeds in ons bezit) Dat was 1956 en in het najaar kwamen ook de twee andere vletten aan, die we inmiddels hadden besteld: ZV 39 en ZV 40. De ligplaats voor onze vloot was toen al bij de Viking, maar het onderhoud deden we nog altijd bij “Hitters” onder het afdak.
Voor de aanschaf van ons huidige moederschip de Makke Beer III in 1985 heeft de groep een schip en verschillende slepers en sloepen gebruikt.
In 1966 is een sleepvletje aangekocht van Baggeraar Fijt. Het bootje werd Makke Beer (I) genoemd. Met een Deutz tractormotor die volgens de oud schipper (Gerard Versfeld) altijd liep (je moest hem wel aanslingeren en met lontjes aan de gang helpen maar hij liep altijd).
De Makke Beer is in 1973 verkocht aan de Zeeverkennersgroep in Zaltbommel die hem weer in 1982 verkocht hebben aan De Cay-Noya groep in Amersfoort.
In 1974 gingen de toenmalige schipper Theo v.d. Aa, stuurman Herman Versfeld en Paul van Orsouw op zoek naar een oud vrachtschip dat als onderkomen zou dienen tijdens de kampen.
Het schip werd gevonden in Tilburg, het was de AN-LE van Dhr. Moerenhout uit Made (die om gezondheidsreden met varen moest stoppen).
De AN-LE werd omgedoopt tot Makke Beer II.
Lengte: 25,40m, breedte 5,08m, laadvermogen 115 ton.
Het schip is in 1923 gebouwd en had als naam De twee gebroeders van 1923 tot 1955.
Een stalen geklonken reddingsboot in gebruik door de Loodsen.
Door de jaren heen zijn de zeeverkenners met de Viking verbonden. Zo was er een erehaag van zeeverkenners bij het huwelijk, in juni 1946, van de vice voorzitter Mr. Emile van Zinnicq-Bergmann. Bij de opening van de nieuwe haven aan de Ertveld waren de zeeverkenners innig betrokken en ze deden mee aan de vele Vikingwedstrijden. Ook bij de bouw van de oude botenloods hebben zeeverkenners meegeholpen. De zeeverkenners organiseerden openingstochten en puzzeltochten. Tot halverwege de jaren zeventig hadden de zeeverkenners een rol in het vlaghijsen bij de opening en sluiting van het Viking verenigingsseizoen. Tot 1975 waren zeeverkenners boven de 18 automatisch lid van de Viking. Met het 70 jarig bestaan van de Viking hebben de Vikingleden een zeilwedstrijd gedaan in de lelievletten. Met jeugdweekenden van de Viking en WV Neptunes deden de verkenners mee en was de Makke Beer de plek waar de kinderen konden overnachten.
Verschillende (oud)leden van de zeeverkenners hebben een boot liggen in de Viking en vele leden hebben zich ingezet voor de vereniging en zijn bestuurslid geweest. De erevoorzitter van de zeeverkenners J.S Stumpel (naar wie het zeeverkenners clubhuis is vernoemt) en L. Holtus hebben vele jaren als commissaris deel geweest van het Vikingbestuur, en mede de belangen behartigd voor de verkenners. Hiervoor heeft Stumpel in 1958 een gouden Vikingspeld gekregen, en beiden hebben het erelidmaatschap van de Viking verkregen.
In oude edities van het clubblad van Jachthaven de Viking, onze thuishaven, is de geschiedenis van onze groep gepubliceerd. Het leek ons aardig deze stukken ook op de website te plaatsen, zodat jullie kunnen zien wat onze groep allemaal heeft meegemaakt!
Deel 1 | 1930-1953
De r.k. Lyceum Verkennersgroep, genaamd St Joristroep, werd opgericht op 28 februari 1930 en op 28 februari 1931 bij notariële akte omgezet in een Stichting. In het stichtingsbestuur zaten eminente Bossche figuren. Met namen zoals Ir.E.L. A. Baron van Voorst tot Voorst, Henry de Leeuw, Mgr. F. Hendrikx, Hub Nederveen, en Dr. J.T vd Werff die hopman van de groep was.
In 1930 werd het eerste kamp gehouden in de duinen van Zeeland en het tweede kamp in 1931 in Gorsel. In 1932 werd er deelgenomen aan het nationale kamp in Wassenaar. De groep viel in dit kamp op door de bouw van een brug. Op 1 april 1933 deed Jan Stumpel (Jan heeft jaren in het bestuur van de Viking gezeten als commissaris) zijn intrede als vaandrig en werd op 1 september hopman van de troep. Het grote kamp werd gehouden in de duinen van Texel.
Bekende Bossche figuren zoals Dr vd Meerendonk, Dr Mackelenberg, Fons Raymakers, de jonkheren vd Pol, Dr Lobach, Dr Louis v Lanschot, Piet v Lierop, Dr C. v Hoeckel, Mr R. Indemans waren oa verkenner bij de troep. Als troeplokaal diende een groot stenen lokaal op de binnenplaats van het lyceum. Ons buitenterrein was gelegen op het mooie buitengoed van de heer Hub Nederveen te Nuland.
Iedere zaterdagmiddag, regen en wind trotserend, fietsten wij naar het 10 km. buiten de stad gelegen prachtige buitenterrein. In 1934 nam onze troep als enige Nederlandse troep deel aan het internationale verkennerskamp te Limpach in Luxemburg. De hygiëne van het kamp was goed. Opvallend was echter, dat aan iedere vlaggenmast een tandenborstel hing voor de hele troep. Voor de inspectie liep iedere verkenner even langs de vlaggenmast om zijn tanden te borstelen. Leve de hygiëne van toen.
In 1935 hielden wij ons kamp in een plaatsje Arbre in Belgie, op het landgoed van een of andere baron. De troep bracht toen ook een bezoek aan de wereldtentoonstelling in Brussel.
In 1936 hielden wij ons kamp op de kluis ook in Belgie. In dit jaar richtten wij de St. Joris verkennersband op, de voorloper van de Jeroen Bosch Verkennersband. Het jaar 1937 was het jaar van de Jamboree. Onze St. Joristroep wilde goed voor de dag komen. Als kamp maakte wij een Brabantse hooiberg, die van binnen hol was, De wanden bestonden uit licht materiaal, opgevuld met hooi met een dak van stro. Het kamp had enorm veel belangstelling. Badel Powel en Prins Bernhard kwamen persoonlijk langs om onze hooiberg en ons kamp te bezichtigen.
In 1938 bleven we in eigen land op de maalberg in Belfeld en in 1939 vertrokken we met de bus naar een kampterrein te Eteignieres in Noord Frankrijk, ten zuiden van Reims.In mei 1940 brak de oorlog uit. Onze troep, evenals andere troepen, stelde zich ter beschikking van de EHBO, ordonnansdiensten enz. Toch hielden we nog een zomerkamp op de witte bergen in Oirschot met gecamoufleerde tenten.
Eind 1940 werden de verkennersbewegingen opgeheven en werd het troeplokaal door de NSB-ers verzegeld. s-Nachts wisten wij via een raampje binnen te dringen en de tenten en waardevolle attributen in veiligheid te brengen. We bleven in burger doordraaien en kwamen steeds op andere plaatsen bij elkaar. Ook ons buitenterrein was in beslag genomen en de blokhut was verdwenen. In 1941 hielden wij ons laatste kamp illegaal in burger in Wessem op een boerderij zogenaamd om de oogst te helpen binnen te halen. Direct na de bevrijding, zelfs op de bevrijdingsdag kwamen de verkenners bijeen en in actie. Wij stonden ten dienste van de geallieerden en van de BB. Wij dienden als tolk, gids, ordonnans en EHBO er etc. Vooral de eerste dagen deden de verkenners zeer verdienstelijk werk. Het eerste kamp na de oorlog in 1945 vond plaats in Oisterwijk. Intussen rijpte het plan tot oprichting van een zeeverkennerstroep.
Op 19 januari 1946 werd officieel de zeeverkennerstroep opgericht. Er werd een groepscomité opgericht, speciaal voor de zeeverkenners dat bestond uit Mr Corstens, A.v Dijk Mevr Huysman, Louis van Heyst en Paul Verbruggen voorzitter van de Viking. Hun eerste taak was mee te zorgen voor de financiën en de aankoop van boten en materiaal. Ons zeeverkennersterrein was gelegen op het bastion aan de Oliemolensingel vlak voor de brug naar de oude haven van de Gruyter. De vloot werd in de eerste jaren opgebouwd en bestond uit BM`s en allerlei soorten pieremachochels deze werden in 1953 omgezet in minder onderhoud vragende en tegen een stootje kunnende ijzeren vletten.
Veel steun werd ondervonden van het bestuur van de Viking dat ons in 1952 in staat stelde met toestemming van het gemeentebestuur een blokhut te zetten op een van de mooiste plekken van de jachthaven.
Deel 2 | 1954-1966
Voor het vervolg van mijn verhaal zijn we gekomen in het jaar 1954 en werd het leiderschap van onze groep overgedragen aan schipper Emile Monte. Schipper Jan Stumpel werd voorzitter/penningmeester van het Stichting bestuur. Schipper Monte had omdat de zeeverkenners zonder leiding zaten in een vlaag van hulpvaardigheid laten ontvallen, dat hij af en toe “wel eens even “zou gaan kijken. Dat kijken werd 10 jaar schipper zijn en daarna heeft schipper Monte zich nog jaren bezig gehouden met invullen van de gemeente subsidie. Op 19 maart 1955 officieel geïnstalleerd als schipper. Hij heeft er uiteindelijk toch geen spijt van gehad want niet alleen geef je wat (je tijd bv) maar je kreeg er ook wat voor terug, in de vorm van voldoening dat je ook iets hebt weten te bereiken en nog wat andere dingen waar je niet gerekend hebt: kou en nattigheid en min of meer avontuurlijke incidenten, zoals het breken van masten en het scheuren van zeilen. Er was weinig materiaal en weinig geld. Een aantal boten en tenten waren geleend en werden door de eigenaars teruggevraagd. De “Ome Jan”, een kampeertjalk, eigendom van de stichting in Eindhoven, lag `s winters bij de “trambrug” maar was, vanwege de kou haast niet te bewonen. Ons enig bezit bestond uit een tweedehands reddingssloep, die we in het voorjaar van 1955 opknapten bij de werf Hitters (Waar nu de jachthaven de waterpoort is). Met 8 man kon je er in roeien en daarnaast kon hij op de een of andere manier nog 20 man vervoeren. In die tijd was er ook op woensdagavond troep bijeenkomst en er werd veel geroeid naar “de plas”. De Dieze was toen nog niet omgelegd, zodat je helemaal tot voorbij de Gruyter moest gaan en dan de monding van de plas in. In dat jaar gingen we op kamp naar Nieuwkoop samen met een groep uit Parijs. De sloep werd volgepakt en door enkele zeeverkenners en een stuurman naar nieuwkoop gesleept en de rest ging met de fiets. In Nieuwkoop werden 3 BM`s gehuurd welke afwisselend werden gebruikt. De staf bestond behalve de schipper uit: Aalmoesenier F. Werner (facteur en bottelier), stuurman Rob Damerau (technische dienst, ceremnieel), stuurman F v.d. Eerenbeemt (fourage en geheime dienst). De naam van de Franse troep was Charcot naar een Franse ontdekkingsreiziger (een zee-officier) in het Noordpoolgebied. In het winterseizoen kwam het bericht dat er een speciale zeeverkennersboot was ontworpen, zwaar staal, onzinkbaar, onkenterbaar, waar je mee kon zeilen en roeien en wrikken. Deze boot was afgeleid van de “Nowegischer Kahn” een bijboot van hout dat door walvisvaarders werd gebruikt om te harpoeneren en later ook als bijbootje door binnenschippers. De lepelboeg voorkwam het optreden van buiswater.
Beenhakker in Kinderdijk had enkele vergrote modellen gebouwd in staal (3mm plaat) met luchtkasten, dollen en midzwaard en mastkoker en in Dordrecht konden we op een zondag een proefexemplaar gaan proberen op het wantij. We waren enthousiast en de prijs viel mee: (toen nog) Fl. 1400,- inclusief tuig en 6 riemen, maar je moest hem zelf wel schilderen (over de menie) en ook het houtwerk was niet gelakt. We bestelde er meteen twee. De nummers 6 en 7 ( de 7 is nog steeds in ons bezit) Dat was 1956 en in het najaar kwamen ook de twee andere vletten aan, die we inmiddels hadden besteld: ZV 39 en ZV 40. De ligplaats voor onze vloot was toen al bij de Viking, maar het onderhoud deden we nog altijd bij “Hitters” onder het afdak. Toen het zeilseizoen, voorjaar 1957, was aangebroken namen we met vier vletten deel aan de wedstrijden van de Verenigde Rivierenzeilers op de maas bij Heusden, waar wij altijd een prijs zouden winnen we waren nl een aparte categorie.
Zomerkamp 1957 ging naar het “Hoge Bomeneiland in Vinkenveen, waar een ZV troep uit Abcoude een blokhut had. De familie Mens gaf ons een tweedehand buitenboord motor van het merk “Coiot” onmogelijk zwaar maar je kon er 4 vletten mee trekken.1958 kamp in Nieuwkoop. Intussen hadden we ons oog laten vallen op een terreintje bij de Viking om daar een definitief onderkomen te vestigen voor onze troep. Dank zij een gunstige subsidieregeling van de Gemeente Den Bosch en de voortreffelijke medewerking van het Vikingbestuur konden wij ons clubhuis bouwen. Op 5 oktober 1958 werd het plechtig geopend. Namens de ouders werd ons een Buta gasverlichting geschonken.
1959 Kamp op het eiland Rozenburg. 1960 Kamp in Maasbommel. De latere schipper Gerard Versfeld maakte toen als klein ventje zijn eerste kamp mee. In 1960 hadden we voor het eerst een loodsenstam. In 1961 was er een nationaal waterkamp in Nieuwkoop. Ook dit keer was de Blauwe wimpel voor ons. De Dieze was inmiddels omgelegd en stroomde dus door de plas heen. Het water werd inktzwart en er kwam een grijsblauw taai vlies over te liggen. De stank was onbeschrijfelijk en alle vissen werden bewusteloos. Daar de Vikinghaven het langst enigszins schoon bleef repten vele vissen zich voor hun leven die kan uit maar raakte daar bedwelmd. Als `morgens de zon begon te schijnen ontwaakten ze, maar sprongen in hun benauwdheid radeloos vele meters ver de oever op: talloze kanjers van snoeken en duizenden andere vissen zijn daar door de Gemeentereiniging weggehaald. Zwemmen en waterskiën was dan ook voortaan alleen nog een poging tot zelfmoord. Tot 1965 is schipper Monte actief geweest als leider en daarna nog vele jaren lid van het stichtingsbestuur. Als groep zijn we hem veel dank verschuldigd. In 1966 was het kamp naar Vinkeveen met schipper Harrie Masselink.
1966-1985
In 1973 werd een vijfde vlet aangekocht de ZV 619. Begin jaren 80 werd zowel de ZV 6 en de ZV 39 verkocht. Hierna volgende de aanschaf van de ZV 751 (overgenomen van de zeegidsen uit Den Bosch) en de ZV 1111.
1985-2005
2005- 2023
Geschiedenis 1930- 1946 1946-1965 1966-1985 1986- 2005
Volg ons op social media!